Spraak betreft de uitspraak van bepaalde klanken en/of woorden. Spraakproblemen kunnen in verschillende vormen en bij mensen van verschillende leeftijden voorkomen. Bij kinderen kunnen we denken aan een vertraagde of afwijkende spraakontwikkeling waarbij zij uitspraakfouten maken. Bij volwassenen kan gedacht worden aan spraakproblemen t.g.v. een hersenbloeding, operatie of CVA.
Er zijn verschillende vormen van spraakproblemen:
Er is sprake van een vertraagde of afwijkende spraakontwikkeling als een kind achterblijft ten opzichte van leeftijdsgenootjes. Het kind spreekt bepaalde klanken afwijkend uit, vervangt klanken, plaatst klanken op een andere plek in het woord, laat klanken weg of kan klanken niet vormen. Een vertraging of afwijking in de spraak geeft problemen in de communicatie; een kind kan zich onvoldoende uiten. Dit kan tot gedragsproblemen leiden en het kind kan op school moeizamer meekomen.
Voorbeelden van afwijkende spraak:
Samen met het kind werkt de logopedist aan het vormen van klanken en/of bepaalde uitspraakpatronen. Op speelse wijze leert het kind de juiste uitspraak op klank-, woord- en zinsniveau. Het kind leert onderscheid te maken tussen een juiste en onjuiste uitspraak. In het algemeen geldt dat een vertraagde spraak- en taalontwikkeling goed te behandelen is, zeker als de problemen al op jonge leeftijd onderkend worden. Al voor hun tweede jaar kunnen kinderen bij de logopedist terecht.
Een spraakstoornis die te maken heeft met de beweging van de mond. Het kind heeft problemen met het programmeren, afstemmen en controleren van de bewegingen die nodig zijn voor het spreken. Door deze stoornis zijn de klanken soms onherkenbaar of ze komen in het woord op de verkeerde plaats terecht. Het komt voor dat het kind de klank wel in het ene woord kan maken en niet in het andere.Kinderen met deze problemen hebben deskundige hulp nodig, want het gaat om een stoornis die zich niet vanzelf herstelt.
De logopedist leert het kind de spraakbewegingen aan te sturen; lippen, tong, kaken en gehemelte worden geprogrammeerd. Spraakklanken worden geoefend, veelal gekoppeld aan symbolen en/of gebaren. De klankvariaties worden steeds complexer waardoor de bewegingen van de articulatieorganen getraind worden.
Een aangezichtsverlamming is een verlamming van de aangezichtszenuw (nervus facialis). Deze zenuw stuurt de spieren in het gezicht aan; bewegingen van mond, wang en oog worden beïnvloed. Als de zenuw beschadigd raakt beweegt het gezicht niet goed mee. De mond gaat hangen of het lukt niet meer om een oog te sluiten. Er ontstaat asymmetrie in het gezicht. Spreken en slikken kunnen bemoeilijkt worden.
De logopedist kan adequate compensatiemogelijkheden aanleren met betrekking tot eten en drinken en helpen bij het verbeteren van de verstaanbaarheid. Hiernaast wordt er geoefend met het gebruik van de gezichtsspieren wat de functie hiervan verbetert. Dit noemt men mimetherapie. Deze therapie wordt uitgevoerd door een logopedist die hierin gespecialiseerd is. Binnen de praktijk is dit nog niet mogelijk.
Dysartrie is een spraakstoornis die veroorzaakt wordt door een beschadiging van het zenuwstelsel. Spieren die nodig zijn voor ademen, stemgeven en spraak werken onvoldoende. Dit kan worden veroorzaakt door bijvoorbeeld een CVA, ALS of een hersentumor. Deze aandoening komt voornamelijk voor bij volwassenen en ouderen maar kan ook bij kinderen ontstaan. Met een dysartrie is men moeilijk te verstaan.
Iemand net een verbale apraxie heeft moeite met het uitvoeren van de motorische planning van spraak. De spieren werken nog goed, maar het aansturen van deze spieren geeft problemen. Dit vermindert de verstaanbaarheid.
De behandeling is gericht op het verbeteren van de verstaanbaarheid door het stimuleren van de mondmotoriek, uitspraak, ademhaling en/of stemgeving. De resultaten zijn mede afhankelijk van de ernst en aard van de aandoening.
Stotteren en broddelen zijn vloeiendheidsstoornissen; de spraak klinkt niet vloeiend. Bij stotteren vinden er herhalingen, verlengingen en/of blokkades plaats tijdens het spreken. Hiernaast zijn er regelmatig meebewegingen in het gezicht en zijn andere secundaire stottergedragingen waarneembaar. Stotteren komt zowel voor bij kinderen als volwassenen.
Broddelen herkent men aan niet-vloeiende of aritmische, moeilijk verstaanbare spraak. Opvallend zijn een hoog spreektempo en het ineenschuiven van woorden, bijvoorbeeld: ‘tevisie’ in plaats van ‘televisie’.
Samen met de cliënt en of de ouders werkt de logopedist aan het veranderen van vaardigheden om te zorgen dat het spreken vloeiender verloopt. Dit kan door de spraakmotoriek te beïnvloeden middels spreektechnieken maar ook door de beleving omtrent het stotteren te veranderen.
Er bestaat een verschil tussen een logopedist en een stottertherapeut. Logopedisten zijn opgeleid om een breed scala van klachten rond de mondelinge communicatie te behandelen. Daaronder hoort ook het behandelen van stotteren. Bij meer complexe stotterproblematiek kan doorverwijzing naar een stottertherapeut zinvol zijn. De praktijk werkt samen met/verwijst door naar ‘Spreekcomfort Logopedie’, een praktijk gespecialiseerd in stotteren.